Vertaal
Naar andere talen: • lecken > ENlecken > ESlecken > FR
Vertalingen lecken DE>NL

lecken

werkw.
Uitspraak:  [ˈlɛkən]

1) mit der Zunge über etw. gleiten (und es dadurch reinigen, befeuchten oder aufnehmen) - lekken , likken
Der Hund leckte seine Wunden. - De hond likte zijn verwondingen.
Sie leckte sich vor Vorfreude die Lippen. - Zij likte van voorpret haar lippen.
Das Kind leckte ein Eis. - Het kind likt aan een ijsco.
uitdrukking Leck mich (am Arsch)!

2) eine undichte Stelle haben - lekken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
lecken (ww.) druppelen (ww.) ; uitdruppelen (ww.) ; snoepen (ww.) ; sijpelen (ww.) ; likken (ww.) ; lekken (ww.) ; lek zijn (ww.) ; druppen (ww.) ; druppels laten vallen (ww.) ; druipen (ww.) ; droppen (ww.) ; aflikken (ww.) ; afdruipen (ww.)
das Lecken tongveeg (znw.) ; de lik (m) ; het gelik
lecken weglopen
Bronnen: interglot; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `lecken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ablecken
DE: Abtropfen
DE: auflecken
DE: auslecken
DE: durchfallen
DE: durchsickern
DE: laufen
DE: leerlaufen
DE: lutschen
DE: naschen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: wider den Stachel lecken NL: de verzenen (hielen) tegen de prikkels slaan