Vertaal
Naar andere talen: • krabbeln > ENkrabbeln > ESkrabbeln > FR
Vertalingen krabbeln DE>NL

krabbeln

werkw.
Uitspraak:  [ˈkrabəln]

sich auf Knien und Händen / vielen Beinen fortbewegen - kruipen
Ameisen krabbelten über die Terrasse. - De mieren kruipen over het terras.
Unser Baby kann schon krabbeln. - Onze baby kan al kruipen.
ins Bett / unter die Bettdecke krabbeln - in het bed / onder de dekens kruipen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
krabbeln (ww.) jeuken (ww.) ; kriebelen (ww.) ; kruipen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `krabbeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: jucken
DE: kitzeln
DE: kribbeln
DE: kriechen
DE: schleichen