Vertalingen herumkramen DE>NL
herumkramen (ww.) | broddelen (ww.) ; graaien (ww.) ; grabbelen (ww.) ; in iets rondtasten (ww.) ; neuzen (ww.) ; prutsen (ww.) ; rommelen (ww.) ; snuffelen (ww.) ; speuren (ww.) |
das Herumkramen | het geklooi ; het gerommel ; gerotzooi (znw.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `herumkramen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: grabbelnDE: grapschenDE: grapsenDE: herumbastelnDE: herumdokternDE: herumfingernDE: herumpfuschenDE: kramenDE: pfuschenDE: schachern