Vertalingen hasten DE>NL
hasten
werkw.
schnell und nervös irgendwohin gehen -
haasten von Termin zu Termin hasten - van afspraak naar afspraak haasten |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
hasten (ww.) | opjagen (ww.) ; zich spoeden (ww.) ; zich haasten (ww.) ; voortmaken (ww.) ; vliegen (ww.) ; tempo maken (ww.) ; stressen (ww.) ; spoeden (ww.) ; snellen (ww.) ; reppen (ww.) ; overhaasten (ww.) ; opschieten (ww.) ; jakkeren (ww.) ; jagen (ww.) ; jachten (ww.) ; ijlen (ww.) ; hollen (ww.) ; hardrijden (ww.) ; hardlopen (ww.) ; haasten (ww.) ; haast maken (ww.) ; aanpoten (ww.) |
hasten | dribbelen |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `hasten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufjagenDE: auftreibenDE: beeilenDE: eilenDE: einRennenfahrenDE: fangenDE: fegenDE: galoppierenDE: hetzenDE: laufen