Vertaal
Naar andere talen: • fortfahren > ENfortfahren > ESfortfahren > FR
Vertalingen fortfahren DE>NL

fortfahren

werkw.
Uitspraak:  [ˈfɔrtfaːrən]

1) deel van de uitdrukking:
uitdrukking (mit etw.) fortfahren

2) an einen anderen Ort fahren - wegrijden
Nächste Woche fahre ich fort. - Volgende week rijd ik weg.

3) zu einer Fahrt aufbrechen - wegrijden , weggaan
Sind sie schon fortgefahren? - Bent u al weggereden?

4) mit einem Fahrzeug an einen anderen Ort schaffen - wegbrengen
Fährst du bitte noch das Altpapier fort? - Wil je alsjeblieft het oud papier wegbrengen?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fortfahren (ww.) verlaten (ww.) ; wegvoeren (ww.) ; wegtrekken (ww.) ; wegslepen (ww.) ; wegsjouwen (ww.) ; wegreizen (ww.) ; weggaan (ww.) ; wegdragen (ww.) ; voortzetten (ww.) ; voortgaan (ww.) ; verwijderen (ww.) ; vervolgen (ww.) ; vertrekken (ww.) ; aan de gang gaan met (ww.) ; verdwijnen (ww.) ; verdergaan (ww.) ; smeren (ww.) ; opstappen (ww.) ; meedragen (ww.) ; heengaan (ww.) ; een stapje verder gaan (ww.) ; doorgaan (ww.) ; continueren (ww.) ; afvoeren (ww.) ; afreizen (ww.) ; aanhouden (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `fortfahren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abfahren
DE: Abreisen
DE: abtragen
DE: andauern
DE: anhalten
DE: Aufbrechen
DE: ausfahren
DE: davontragen
DE: durchgehen
DE: einfetten