Vertalingen Essen DE>NL
essen
werkw.
1) zu sich nehmen -
eten Sie isst kein Fleisch. - Zij eet geen vlees. Wollen wir Pizza essen gehen? - Zullen we pizza gaan eten? In diesem Restaurant isst man gut. - In dit restaurant kun je goed eten. Wit essen lieber abends warm. - Wij eten 's avonds liever warm. |
2) deel van de uitdrukking: jemanden / sich / etw. irgendwie essen (=durch Essen in einen bestimmten Zustand bringen) - door eten iets bereiken
Iss dich erst mal satt! - Eet eerst maar eens voldoende!
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
essen (ww.) | spijzen (ww.) ; leegeten (ww.) ; lunchen (ww.) ; naar binnen werken (ww.) ; nuttigen (ww.) ; opeten (ww.) ; oppeuzelen (ww.) ; schaften (ww.) ; schransen (ww.) ; schrokken (ww.) ; knauwen (ww.) ; tafelen (ww.) ; tegoed doen (ww.) ; tot zich nemen (ww.) ; uitgebreid eten (ww.) ; verorberen (ww.) ; voeden (ww.) ; voedsel geven (ww.) ; vreten (ww.) ; zitten proppen (ww.) ; kluiven (ww.) ; gebruiken (ww.) ; dineren (ww.) ; consumeren (ww.) ; bunkeren (ww.) ; bikken (ww.) |
das Essen | de brunch (m) ; het diner ; de eetwaren ; het Essen ; het eten ; de kost (m) ; het maal ; de maaltijd (m) ; de proviand (m) ; de spijs ; de spijziging (v) ; de voeding (v) ; de voedsel (m) |
Essen | Essen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Essen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufbrauchenDE: aufessenDE: AuffressenDE: AufknabbernDE: aufzehrenDE: BrunchDE: bunkerenDE: dinierenDE: fressenDE: Futter