Vertalingen aufessen DE>NL
aufessen
werkw.
etw. vollständig essen, nichts übrig lassen -
opeten , leegeten Sie haben das ganze Brot aufgegessen. - Jullie hebben al het brood opgegeten. Das Kind hat nicht aufgegessen. - Het kind heeft het niet opgegeten. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aufessen (ww.) | oppeuzelen (ww.) ; zwelgen (ww.) ; zitten proppen (ww.) ; vreten (ww.) ; verzwelgen (ww.) ; verslinden (ww.) ; verorberen (ww.) ; tot zich nemen (ww.) ; tegoed doen (ww.) ; schrokken (ww.) ; schransen (ww.) ; opvreten (ww.) ; opslokken (ww.) ; bikken (ww.) ; opeten (ww.) ; nuttigen (ww.) ; naar binnen werken (ww.) ; leegeten (ww.) ; knauwen (ww.) ; kluiven (ww.) ; gebruiken (ww.) ; eten (ww.) ; consumeren (ww.) ; bunkeren (ww.) ; binnenkrijgen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `aufessen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: aufbrauchenDE: auffressenDE: AufknabbernDE: aufzehrenDE: bunkerenDE: bunkernDE: einsteckenDE: EssenDE: fressenDE: futtern