Vertaal
Naar andere talen: • entfesseln > ENentfesseln > ESentfesseln > FR
Vertalingen entfesseln DE>NL
entfesseln (ww.) ontbinden (ww.) ; vrijlaten (ww.) ; verbrijzelen (ww.) ; verbreken (ww.) ; van de boeien ontdoen (ww.) ; stukmaken (ww.) ; scheiden (ww.) ; opheffen (ww.) ; openbreken (ww.) ; ontketenen (ww.) ; ontboeien (ww.) ; afbreken (ww.) ; loswerken (ww.) ; losmaken (ww.) ; loslaten (ww.) ; loskrijgen (ww.) ; losbreken (ww.) ; kraken (ww.) ; forceren (ww.) ; detacheren (ww.) ; beëindigen (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `entfesseln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abbrechen
DE: abkoppeln
DE: anbrechen
DE: aufbinden
DE: aufbrechen
DE: aufbringen
DE: aufhaken
DE: aufknoten
DE: aufmachen
DE: aufsperren