I eng

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ɛŋ]

1) mit wenig Platz zwischen Dingen oder Personen - nauw

die engen Gassen der Altstadt - de nauwe straatjes van het oude centrum auf engem Raum zusammenleben - in een kleine kamer samenleven In dem Abteil war es ziemlich eng. - In de coupe was het behoorlijk krap.

2) dicht am Körper liegend - strak

Die Hose ist mir zu eng. - Die broek is voor mij te strak.

3) mit starker Krümmung auf kleinem Raum - krap

Wegen der vielen engen Kurven mussten wir langsam fahren. - Door de vele krappe bochten moesten wij langzaam rijden.

4) sehr gut - intiem

Er besprach das mit seinen engsten Vertrauten. - Hij besprak veel met zijn intieme vertrouwelingen.

5) mit wenig Spielraum - beperking

in die engere Wahl kommen - in de keuze beperkt worden Das könnte zeitlich eng werden. - Dat zou tijdelijk beperkt kunnen worden.

etwas nicht so eng sehen (=etw. nicht so wichtig nehmen und daher gelassen bleiben) - niet zo nauw nemen

II eng

bijwoord
deel van de uitdrukking: nauw

eng bedruckte Seiten - slordige bedrukte pagina's ein eng anliegendes Kleid - een slordig passende jurk Eng umschlungen standen sie an der Haltestelle. - Innig omhelsd stonden zij bij de halte. eng befreundet sein - dik bevriend zijn eng zusammenarbeiten - nauw samenwerken

© K Dictionaries Ltd.

eng	kleinzielig ; vlakbij ; van geringe breedte ; smalletjes ; smal ; schraal ; schamel ; pover ; nauwgezet ; nauw ; nabijgelegen ; nabij ; met weinig ruimte ; met grote juistheid ; mager ; krap ; kleingeestig ; karig ; in de buurt ; eng ; dichtbij ; berooid ; benepen ; bekrompen ; armzalig
ENG (Afkorting)	nystagmografie ; ENG (Afkorting) ; elektroneurografie ; electronystagmografie
eng	eng van ruimte ; nipt

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




DE: armselig
DE: borniert
DE: dicht
DE: empfindlich
DE: enganliegend
DE: engstirnig
DE: fein
DE: flau
DE: gebrechlich
DE: gedrungen

DE: engerer Ausschuß NL: klein comité
DE: engere Wahl NL: herstemming