Vertaal
Naar andere talen: • hauen > ENhauen > EShauen > FR
Vertalingen hauen DE>NL

hauen

werkw.
Uitspraak:  [ˈhauən]

1) auf / gegen etw. schlagen - slaan , in stukken hakken
mit der Faust auf den Tisch hauen - met de vuist op tafel slaan
Los, hau in die Tasten! - Vooruit, ram op de toetsen!

2) deel van de uitdrukking: slaan , in stukken hakken
Er wurde als Kind oft von seinem Vater gehauen. - Hij werd als kind vaak door zijn vader geslagen.

3) deel van de uitdrukking: vechten
sich mit den anderen Kindern um den Ball hauen - met de andere kinderen om de bal vechten
Müsst ihr euch schon wieder hauen? - Moeten jullie alweer met elkaar vechten?

4) etw. durch Schläge mit einer Waffe oder einem Werkzeug bewirken - in stukken hakken
ein Loch ins Eis hauen - een gat in het ijs slaan
mit dem Hammer einen Nagel in die Wand hauen - met de hamer een spijker in de muur slaan
Er hieb das Seil mit dem Schwert in Stücke. - Hij sloeg het touw met het zwaard in stukken.

5) etw. / sich irgendwohin werfen - gooien
Er haute seine Jacke in die Ecke und lief in die Küche. - Hij gooide zijn jas in de hoek en liep naar de keuken.
sich aufs Sofa / ins Bett hauen - zichzelf op de bank / in het bed gooien

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
hauen (ww.) houwen (ww.) ; vellen (ww.) ; trappen geven (ww.) ; trappen (ww.) ; timmeren (ww.) ; slaan (ww.) ; schoppen (ww.) ; ranselen (ww.) ; rammen (ww.) ; omhakken (ww.) ; meppen (ww.) ; knuppelen (ww.) ; kappen (ww.) ; hengsten (ww.) ; hard slaan (ww.) ; hameren (ww.) ; hakken (ww.) ; een klap geven (ww.) ; bonken (ww.) ; bomen kappen (ww.) ; beuken (ww.)
hauen bikken ; van erts ; hakken ; billen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `hauen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abhacken
DE: abhauen
DE: abholzen
DE: ausschlagen
DE: besiegen
DE: dreschen
DE: einen Klaps geben
DE: einen Stoß geben
DE: fällen
DE: hacken

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: Gras hauen NL: gras maaien
DE: über die Schnur hauen NL: de perken te buiten gaan, te ver gaan
DE: einen übers Ohr hauen NL: iemand afzetten
DE: sich hauen NL: vechten