1. MWB
  2. Vertalen
  3. Abhören (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Abhören > EN • Abhören > ES • Abhören > FR
Vertalingen Abhören DE>NL

abhören

werkw.
Uitspraak:  [ˈaphøːrən]

1) jds Telefongespräche heimlich mithören - afluisteren
von der Polizei abgehört werden - door de politie worden afgeluisterd

2) die eingegangenen Nachrichten anhören - antwoordapparaat, voicemail
Hast du denn deine Mailbox noch nicht abgehört? Du solltest mich doch zurückrufen! - Heb je je voicemail niet beluisterd? Je moest me toch terugbellen!

3) jds Atemgeräusche untersuchen medisch - beluisteren
Der Arzt hat die Herztöne des Babys abgehört. - De dokter heeft naar het hart van de baby geluisterd.

4) jds Wissen durch mündliche Fragen überprüfen - overhoren
Hörst du mir die Vokabeln / mich in Französisch ab? - Overhoor je bij mij de woordjes / mij in het Frans?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abhören (ww.) examineren (ww.) ; luistervinken (ww.) ; ondervragen (ww.) ; overhoren (ww.) ; testen (ww.) ; toetsen (ww.) ; uithoren (ww.) ; uitvragen (ww.) ; verhoren (ww.)
das abhörenhet afluisteren
abhören beluisteren ; interceptie ; onderschepping
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Abhören`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ablauschen
DE: anhören
DE: belauschen
DE: horchen
DE: hören
DE: lauschen
DE: mithören
DE: zuhören