abgeben

werkw.

Uitspraak:

[ˈapgeːbən]

1) deel van de uitdrukking:

etw. ( bei jdm) abgeben (=jemandem geben, damit er es prüfen kann) - afgeven Wann müssen wir den Aufsatz abgeben? - Wanneer moeten wij de opdracht inleveren?

2) deel van de uitdrukking:

jemandem etw. (von etw.) abgeben (=einen Besitz mit jemandem teilen) - afgeven Gibst du mir ein Stück von deinem Kuchen ab? - Krijg ik een stukje van je taart?

3) deel van de uitdrukking:

etw. (an jdn) abgeben (=an einen Nachfolger weitergeben, es nicht behalten) - doorgeven Er hat den Vorsitz an sie abgegeben. - Hij heeft de leiding aan u gegeven.

4) zu einen Spieler der eigenen Mannschaft spielen ^sport - overspelen

Gib ab! - Speel over!

5) bekannt machen - geven

Der Minister hat eine Stellungnahme zu dem Vorfall abgegeben. - De minister heeft een mening over het voorval gegeven.

seine Stimme abgeben (=an einer Abstimmung teilnehmen) - stemmen

6) produzieren und an die Umgebung weitergeben - produceren en verspreiden

Instabile Atomkerne zerfallen und geben dabei radioaktive Strahlung ab. - Instabiele atoomkernen vallen uiteen en verspreiden daarbij radioactieve straling.

7) deel van de uitdrukking:

sich mit jemandem / etw. abgeben (=sich (oft ungern) mit jemandem / etw. beschäftigen) - inlaten Er gibt sich nicht gern mit Kindern ab. - Hij gaat niet graag met kinderen om.

© K Dictionaries Ltd.

abgeben (ww.)	brengen (ww.) ; uitladen (ww.) ; uitgeven (ww.) ; uitbrengen (ww.) ; toeleveren (ww.) ; thuisbezorgen (ww.) ; overhandigen (ww.) ; lossen (ww.) ; leveren (ww.) ; inleveren (ww.) ; geven (ww.) ; bezorgen (ww.) ; bestellen (ww.) ; afstaan (ww.) ; aanleveren (ww.)
das Abgeben	het overgeven ; opgave van de strijd (znw.) ; de aflevering (v) ; het afleveren ; het afgeven
abgeben	afgeven ; loslaten

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




DE: ablassen
DE: Ablieferen
DE: abliefern
DE: abstehen
DE: abtreten
DE: ausbringen
DE: Ausgeben
DE: ausladen
DE: ausliefern
DE: Bestellen

DE: er wird einen guten Schauspieler abgeben NL: hij zal een goed toneelspeler worden
DE: es gibt was ab NL: het loopt op straf, op een pak slaag uit
DE: sich abgeben mit einem, etwas NL: zich met iemand, iets bezighouden, inlaten