1. MWB
  2. Vertalen
  3. zuziehen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • zuziehen > EN • zuziehen > ES • zuziehen > FR
Vertalingen zuziehen DE>NL

zuziehen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦuːʦiːən]

1) durch Ziehen schließen - dichttrekken
Sie zog leise die Tür hinter sich zu. - Zij trok de deur achter zich dicht.

2) um Rat fragen - consulteren
Vielleicht sollten wir doch einen Experten zuziehen? - Misschien zouden we er een expert erbij moeten halen.

3) von anderswo in einen Ort ziehen, um dort zu wohnen - verhuizen
Sie sind erst vor Kurzem aus Hamburg zugezogen. - Zij zijn net pas uit Hamburg verhuisd.

4) sich mit Wolken bedecken - dichttrekken
Der Himmel zog sich zu, und es begann zu regnen. - De lucht trok dicht en het begon te regenen.

5) enger werden - aantrekken
Die Schlinge um sein Bein zieht sich immer fester zu. - De lus om zijn been trok zich steeds vaster aan.

6) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich etw. zuziehen
uitdrukking sich jds Zorn / Unmut zuziehen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zuziehen (ww.) aantrekken (ww.) ; dichttrekken (ww.) ; erbij halen (ww.) ; erbij roepen (ww.) ; ergens z'n intrek nemen (ww.) ; omhooghalen (ww.) ; ophalen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `zuziehen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abschließen
DE: anspannen
DE: anziehen
DE: aufspannen
DE: aufziehen
DE: herbeirufen
DE: herbeiziehen
DE: hinzuziehen
DE: irgendwo inziehen
DE: rufen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich etwas zuziehen NL: zich iets op de hals halen, iets oplopen