Vertaal
Naar andere talen: • Zusetzen > ENZusetzen > ESZusetzen > FR
Vertalingen Zusetzen DE>NL

zusetzen

werkw.
Uitspraak:  [ˈʦuːzɛʦən]

1) jemanden körperlich oder psychisch belasten - aangrijpen
Der Schock hat ihr sichtlich zugesetzt. - De shock heeft haar zichtbaar aangegrepen.
Die lange Trockenheit setzt den Pflanzen sehr zu. - De lange droogte pakt hard aan bij de planten.

2) auf jemanden einreden, ihn bedrängen - aandringen
Er hat seinen Eltern so lange zugesetzt, bis sie es ihm erlaubten. - Hij heeft net zo lang bij zijn ouders aangedrongen tot zij hem toestemming gaven.

3) hinzufügen - toevoegen
ein Mineralwasser, dem Kohlesäure zugesetzt ist - miniraalwater waaraan koolzuur is toegevoegd

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
zusetzen (ww.) plagen (ww.) ; zieken (ww.) ; uitdagen (ww.) ; treiteren (ww.) ; tergen (ww.) ; teisteren (ww.) ; tarten (ww.) ; stangen (ww.) ; sarren (ww.) ; pesten (ww.) ; lastigvallen (ww.) ; jennen (ww.) ; hevig aangrijpen (ww.)
das Zusetzen toeleggen (znw.)
zusetzen dichtlopen ; smeren ; dichtsmeren
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Zusetzen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abhanden kommen
DE: bedrängen
DE: belästigen
DE: einbüßen
DE: entgehen
DE: nachlaufen
DE: Piesacken
DE: plagen
DE: provozieren
DE: reizen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: die Krankheit hat mir zugesetzt NL: de ziekte heeft mij aangegrepen, een klap gegeven
DE: einem mit Bitten zusetzen NL: iemand het met verzoeken danig lastig maken