Vertalingen provozieren DE>NL
provozieren
werkw.
Uitspraak: | [provoˈʦiːrən] |
1) durch ein Verhalten herausfordern, reizen -
provoceren Er provozierte sie so lange, bis sie zuschlug. - Hij provoceerde haar zolang totdat zij sloeg. sich provoziert fühlen - zich geprovoceerd voelen |
2) bewirken, dass etw. geschieht -
provoceren Er hat mit seinem Leichtsinn einen Unfall provoziert. - Hij heeft met zijn lichtzinnigheid een ongeval veroorzaakt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
provozieren (ww.) | aanleiding geven tot (ww.) ; jennen (ww.) ; ophitsen (ww.) ; pesten (ww.) ; plagen (ww.) ; sarren (ww.) ; stangen (ww.) ; tarten (ww.) ; tergen (ww.) ; treiteren (ww.) ; uitdagen (ww.) ; zieken (ww.) |
das Provozieren | het provoceren ; het uitlokken |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `provozieren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anregenDE: anreizenDE: aufhetzenDE: aufmunternDE: aufputschenDE: aufregenDE: aufreizenDE: aufstachelnDE: aufweckenDE: ermuntern