das Zeug

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ʦɔyk]
Verbuigingen:	Zeug(e)s

1) alle Dinge, die jemand für einen Zweck benutzt, irgendwo hat o. Ä. - spullen

Ich hab mein ganzes Zeug nach oben gebracht. - Ik heb mijn spullen naar boven gebracht. Räum bitte dein Schulzeug auf. - Ruim alsjeblieft je speelgoed op. Nähzeug - naaigerei Schreibzeug - schrijfgerei

2) etw., das z. B. unerwünscht, lästig, wertlos oder unbrauchbar ist - rommel

Was ist denn das für ein seltsames Zeug? - Was is dat weer voor rare rommel? Das Zeug stinkt ja widerlich! - Die rommel stink echt verschrikkelijk!

dummes Zeug (reden) (=Unsinn (reden)) - onzin uitkramen

3) deel van de uitdrukking:

das Zeug zu etw. haben (=für etw. begabt sein) - aanleg ergens voor hebben Sie hat wirklich das Zeug zur Führungskraft. - Zij heeft echt aanleg om leiding te geven.

4) deel van de uitdrukking:

was das Zeug hält (=sehr intensiv) - zo hard mogelijk Sie arbeitet, was das Zeug hält. - Zij wekt zo hard mogelijk.

sich (für jemanden / etw.) ins Zeug legen (=sich für ein Ziel einsetzen, anstrengen) - inspannen

© K Dictionaries Ltd.

das Zeug	het kledingmateriaal ; waar (znw.) ; de tenue ; het spul ; de rommel (m) ; de prullaria ; het materiaal ; de kromte (v) ; de kromming (v) ; de kleren ; de junk (m) ; het gewaad ; het gebroed ; de draai (m) ; het dingen ; het broeden ; de bocht (m)
Zeug	afgekeurde letter ; helletter

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




DE: Artikel
DE: Ausstaffierung
DE: Ausstattung
DE: Bekleidung
DE: Brut
DE: Chaos
DE: Ding
DE: Dinge
DE: Durcheinander
DE: Gegenstand

DE: dummes Zeug reden NL: onzin praten, leuteren
DE: das Zeug zu etwas haben NL: de capaciteiten voor iets hebben
DE: arbeiten, was das Zeug hält NL: met uiterste krachtsinspanning werken
DE: sich ins Zeug legen NL: flink aan het werk gaan, flink aanpakken
DE: sich für einen ins Zeug legen NL: zijn uiterste best voor iemand doen
DE: einem etwas am Zeuge flicken NL: iemand iets lappen