Vertaal
Naar andere talen: • stapeln > ENstapeln > ESstapeln > FR
Vertalingen stapeln DE>NL

stapeln

werkw.
Uitspraak:  ʃtaːpəln]

1) ordentlich aufeinanderlegen oder -stellen - (op)stapelen
die T-Shirts in den Schrank stapeln - de T-shirts opstapelen in een kast

2) sich in großen Mengen ansammeln - (op)stapelen
Im Keller stapeln sich die Kartons bis zur Decke. - In de kelder stapelen de dozen zich op tot het plafond.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
stapeln (ww.) accumuleren (ww.) ; hopen (ww.) ; op elkaar stapelen (ww.) ; op elkaar zetten (ww.) ; opeenhopen (ww.) ; opstapelen (ww.) ; zich ophopen (ww.) ; zich opstapelen (ww.)
das Stapelnhet ophopen ; het stapelen
stapeln stapelen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `stapeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: ansammeln
DE: aufstapeln
DE: sammeln