Vertalingen stapeln DE>NL
stapeln
werkw.
1) ordentlich aufeinanderlegen oder -stellen -
(op)stapelen die T-Shirts in den Schrank stapeln - de T-shirts opstapelen in een kast |
2) sich in großen Mengen ansammeln -
(op)stapelen Im Keller stapeln sich die Kartons bis zur Decke. - In de kelder stapelen de dozen zich op tot het plafond. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
stapeln (ww.) | accumuleren (ww.) ; hopen (ww.) ; op elkaar stapelen (ww.) ; op elkaar zetten (ww.) ; opeenhopen (ww.) ; opstapelen (ww.) ; zich ophopen (ww.) ; zich opstapelen (ww.) |
das Stapeln | het ophopen ; het stapelen |
stapeln | stapelen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `stapeln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: ansammelnDE: aufstapelnDE: sammeln