Vertaal
Naar andere talen: • ansammeln > ENansammeln > ESansammeln > FR
Vertalingen ansammeln DE>NL

I ansammeln

werkw.
Uitspraak:  anzaməln]

1) sammeln und aufbewahren - verzamelen

2) mehr werden - verzamelen
Es hat sich viel unnützes Zeug angesammelt. - Hij heeft veel rommel verzameld.

3) zusammenkommen - verzamelen , samenscholen
Auf dem Platz hatte sich eine Menschenmenge angesammelt. - Op het plein heeft zich een menigte verzameld.


II die Ansammlung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  anzamlʊŋ]
Verbuigingen:  Ansammlung , Ansammlungen

1) deel van de uitdrukking: verzameling , samenscholing
eine Ansammlung von Schätzen - een verzameling van schatten

2) deel van de uitdrukking: opeenhoping
eine Ansammlung von Demonstranten / Schaulustigen - een oploop van demostranten / kijklustigen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ansammeln (ww.) oppakken (ww.) ; verzamelen (ww.) ; vergaren (ww.) ; verenigen (ww.) ; sparen (ww.) ; opsnappen (ww.) ; oprapen (ww.) ; oppotten (ww.) ; oppikken (ww.) ; op bankrekening zetten (ww.) ; hopen (ww.) ; bijeenzamelen (ww.) ; accumuleren (ww.)
das Ansammelnhet opstapelen ; het opeenhopen ; het cumuleren
ansammeln ophopen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ansammeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anhäufen
DE: aufbewahren
DE: aufheben
DE: auflesen
DE: aufnehmen
DE: aufsammeln
DE: Geld auf der Bank tun
DE: häufen
DE: sammeln
DE: scharen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich ansammeln NL: zich ophopen