Vertalingen Reise DE>NL
I die Reise
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈraizə] |
Verbuigingen: | Reise , Reisen |
Fahrt mit Übernachtung(en) zu einem relativ weit entfernten Ort -
reis im Urlaub eine Reise ans Meer machen - op vakantie naar zee gaan Flugreise - vliegreis Forschungsreise - ontdekkingsreis Geschäftsreise - zakenreis |
auf Reisen sein (=unterwegs sein) - op reis zijn
|
II reisen
werkw.
deel van de uitdrukking: reizen ans Meer, ins Gebirge, nach Italien reisen - naar zee, naar de bergen, naar Italië reizen Er muss beruflich viel reisen. - Hij moet beroepsmatig veel reizen. Für Reisende nach China werden folgende Impfungen empfohlen: ... - Voor reizigers naar China zijn de volgende inentingen aanbevolen: ... |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
die Reise | de rondreis ; de trip (m) ; de trektocht (v) ; de tour (m) ; de toer (m) ; het tochtje ; de tocht (m) ; de route ; de rondrit (m) ; de reis (v) ; de koers (m) ; de gang (m) ; de expeditie (v) ; excursie |
Reise | reis ; vaart ; trip |
Bronnen: interglot; Wikipedia; cibg.be; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Reise`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: AbstecherDE: AusfahrtDE: AusflugDE: AusrichtungDE: DirektionDE: ErfahrungDE: ErkundungsfahrtDE: ExkursDE: ExkursionDE: FahrtUitdrukkingen en gezegdes
DE: auf
Reisen gehen
NL: op reis gaan