Vertalingen Prellen DE>NL
I prellen
werkw.
1) deel van de uitdrukking: sich etw. prellen (=fest gegen etw. stoßen und sich dadurch verletzen) - stoten
sich die Schulter prellen - zijn schouder stoten
|
2) deel van de uitdrukking: jemanden (um etw.) prellen (=jemanden betrügen) - bedriegen
Geldanleger um Millionen prellen - investeerders voor miljoenen bedriegen
|
die Zeche prellen (=im Wirtshaus o. Ä. die Rechnung nicht bezahlen) - weggaan zonder te betalen
|
II die Prellung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈprɛlʊŋ] |
Verbuigingen: | Prellung , Prellungen |
deel van de uitdrukking: medisch kneuzing schwere Prellungen erleiden - zware kneuzingen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
prellen (ww.) | afbakenen (ww.) ; afpalen (ww.) ; afzetten (ww.) ; bedonderen (ww.) ; begrenzen (ww.) ; bezwendelen (ww.) ; neppen (ww.) ; omlijnen (ww.) ; verneuken (ww.) |
Prellen | klepperen ; kneuzen ; opspringen ; stuiteren van een contact ; terugslag |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Prellen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abgrenzenDE: absteckenDE: ausnehmenDE: begaunernDE: bemogelnDE: beschummelnDE: beschwindelnDE: einhegenDE: festlegenDE: hintergehen