Vertalingen lagern DE>NL
lagern
werkw.
1) aufbewahren -
opslaan Kartoffeln im Keller lagern - aardappels in de kelder opslaan |
2) aufbewahrt werden -
opslaan Der Wein muss kühl und trocken lagern. - De wijn moet koel en droog worden bewaard. |
3) in eine bestimmte Stellung bringen -
opslaan einen Verletzten bequem lagern - een gewonde comfortabel neerleggen die Beine hoch lagern - de benen hoog neerleggen |
4) an einem bestimmten Ort im Freien übernachten -
overnachten Die Soldaten lagerten in Zelten am Fluss. - De soldaten overnachten in tenten bij de rivier. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
lagern (ww.) | bergen (ww.) ; bewaren (ww.) ; deponeren (ww.) ; kamperen (ww.) ; legeren (ww.) ; leggen (ww.) ; neerleggen (ww.) ; opruimen (ww.) ; opslaan (ww.) ; plaatsen (ww.) ; wegleggen (ww.) |
lagern | in voorraad houden ; lageren ; opslaan ; opslag |
Bronnen: interglot; Horecagids; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `lagern`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abdeckenDE: ablegenDE: abspeichernDE: aufbewahrenDE: aufhebenDE: aufspeichernDE: ausverkaufenDE: bergenDE: bewahrenDE: biwakierenUitdrukkingen en gezegdes
DE: kühl
lagern
NL: koel bewarenDE: die Sache ist anders gelagert
NL: die zaak ligt andersDE: sich
lagern, zich legeren
NL: gaan liggen