Vertalingen knebeln DE>NL
knebeln
werkw.
jemandem etw. in den Mund stecken und ein Tuch davorbinden, damit er nicht mehr schreien kann -
knevelen Die Entführer fesselten und knebelten ihr Opfer. - De ontvoerders boeide en knevelde het slachtoffer. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
knebeln (ww.) | binden (ww.) ; in de val laten lopen (ww.) ; kluisteren (ww.) ; knevelen (ww.) ; knopen (ww.) ; strikken (ww.) ; vastbinden (ww.) ; vastmaken (ww.) ; vastsjorren (ww.) |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `knebeln`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: anbindenDE: bindenDE: den Mund verbietenDE: erpressenDE: fesselnDE: festbindenDE: festlegenDE: festmachenDE: festschnallenDE: festzurren