1. MWB
  2. Vertalen
  3. erschrecken (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • erschrecken > EN • erschrecken > ES • erschrecken > FR
Vertalingen erschrecken DE>NL

I erschrecken

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈʃrɛkən]
Verbuigingen:  erschrickt , erschrak , erschrocken

einen Schreck bekommen - schrikken
Sie erschrak, als es donnerte. - Zij schrok toen het donderde.


II erschrecken

werkw.
Uitspraak:  [ɛɐˈʃrɛkən]
Verbuigingen:  erschreckt , erschreckte , erschreckt

jemandem Angst machen - doen schrikken
Du hast sie sehr erschreckt. - Je hebt haar erg laten schrikken.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
erschrecken (ww.) angst aanjagen (ww.) ; bang (ww.) ; bangmaken (ww.) ; beangstigen (ww.) ; doen schrikken (ww.) ; laten schrikken (ww.) ; maken (ww.) ; ontstellen (ww.) ; schokken (ww.) ; schrikken (ww.) ; verontrusten (ww.) ; verschrikken (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `erschrecken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Aangst einjaagen
DE: alarmieren
DE: Angst einjagen
DE: angst machen
DE: aufschrecken
DE: beunruhigen
DE: einen Schreck einjagen
DE: einen Schrecken einflößen
DE: einen Schrecken einjagen
DE: entsetzen