Vertalingen Schnabel DE>NL
der Schnabel
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈʃnaːbəl] |
Verbuigingen: | Schnabels , Schnäbel |
harter Körperteil, mit dem Vögel ihre Nahrung aufnehmen dierkunde -
snavel Die Amsel hatte einen Wurm im Schnabel. - De merel had een worm in zijn snavel. Schnabelhieb - met de snavel pikken |
Halt den Schnabel! (=Sei still!) - Hou je snavel!
|
reden / sprechen, wie einem der Schnabel gewachsen ist (=ohne Hemmungen sprechen, ohne viel darüber nachzudenken) - zeggen waar het op staat
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Schnabel | de bek (m) ; mondstukken van tabakspijpen (znw.) ; de muil (m) ; de smoel (m) ; het smoelwerk ; de snavel (m) ; de tuit ; de vogelbek (m) ; de waffel (m) |
Schnabel | bovenste deel van de knoperbek ; knoperbek ; snavel |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Schnabel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: FresseDE: KlappeDE: MaulDE: MundDE: RachenDE: RüsselDE: SchlundDE: Schnauze