Vertaal
Naar andere talen: • bestimmen > ENbestimmen > ESbestimmen > FR
Vertalingen bestimmen DE>NL

bestimmen

werkw.
Uitspraak:  [bəˈʃtɪmən]

1) eine Entscheidung über etw. treffen - bepalen , aanwijzen , beslissen
Ich will selbst bestimmen, wen ich einlade. - Ik wil zelf beslissen wie ik uitnodig.
Wer bestimmt, was gemacht werden muss? - Wie beslist wat er gedaan moet worden?
uitdrukking für jemanden / etw. bestimmt sein
uitdrukking jemanden als / zu etw. bestimmen

2) mit wissenschaftlichen Methoden herausfinden, feststellen - bepalen
Die genaue Zahl der Erkrankten ist nur schwer zu bestimmen. - Het exacte aantal zieken is heel moeilijk te bepalen.

3) prüfen, zu welcher Art sie gehören - determineren
Wir müssen die wichtigsten Singvogelarten bestimmen können. - Wij moeten de belangrijkste vogelsoorten kunnen determineren.

4) einen starken Einfluss auf etw. haben - bepalen
Ihr Leben war durch Gewalt und Drogen bestimmt. - Haar leven werd door geweld en drugs bepaald.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
bestimmen (ww.) nader omschrijven (ww.) ; verordineren (ww.) ; verordenen (ww.) ; vaststellen (ww.) ; van elkaar onderscheiden (ww.) ; suggereren (ww.) ; raden (ww.) ; preciseren (ww.) ; overwegen (ww.) ; overdenken (ww.) ; ordonneren (ww.) ; onderscheiden (ww.) ; omschrijven (ww.) ; adviseren (ww.) ; ingeven (ww.) ; iets aanraden (ww.) ; een ereteken geven (ww.) ; determineren (ww.) ; definiëren (ww.) ; decreteren (ww.) ; bestemmen (ww.) ; besluiten (ww.) ; beslissen (ww.) ; bepalen (ww.) ; afwegen (ww.) ; afkondigen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `bestimmen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abmachen
DE: abstechen
DE: anhalten
DE: anordnen
DE: anregen
DE: auferlegen
DE: auseinanderhalten
DE: ausmachen
DE: bedingen
DE: beenden