Vertalingen Ausfahren DE>NL
ausfahren (ww.) | tekeergaan (ww.) ; wegtrekken (ww.) ; wegreizen (ww.) ; weggaan (ww.) ; verwijderen (ww.) ; vertrekken (ww.) ; van wal gaan (ww.) ; uitvaren (ww.) ; uitrijden (ww.) ; tieren (ww.) ; te keer gaan (ww.) ; smeren (ww.) ; razen (ww.) ; opstappen (ww.) ; fulmineren (ww.) ; afvaren (ww.) ; afreizen (ww.) |
das Ausfahren | het gaan rijden |
Ausfahren | verdraaien |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Ausfahren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfahrenDE: ablegenDE: AbreisenDE: AufbrechenDE: auslaufenDE: den Anker lichtenDE: einfettenDE: einschiffenDE: einschmierenDE: fettenUitdrukkingen en gezegdes
DE: ausfahrend
NL: heftig, beledigend