auswandern - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen auswandern DE>NL

I auswandern

werkw.

Uitspraak:

[ˈa usvandɐn]

seine Heimat verlassen, um in einem anderen Land zu leben - emigreren

aus Deutschland auswandern - emigreren uit Duitsland
nach Australien / in die USA auswandern - naar Australië / Amerika emigreren

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈa usvandərʊŋ]
Verbuigingen:	Auswanderung , Auswanderungen

deel van de uitdrukking: emigratie

Overige bronnen

auswandern (ww.)

emigreren (ww.) ; landverhuizen (ww.) ; migreren (ww.) ; uit de weg gaan (ww.) ; uit een land wijken (ww.) ; uitwijken (ww.)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `auswandern`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: ausweichen
DE: einbürgern
DE: einwandern
DE: emigrieren
DE: fliehen
DE: immigrieren
DE: migrieren
DE: naturalisieren
DE: wandern
DE: zuwandern