1. MWB
  2. Vertalen
  3. einwandern (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • einwandern > EN • einwandern > ES • einwandern > FR
Vertalingen einwandern DE>NL

I einwandern

werkw.
Uitspraak:  [ˈainvandɐn]

aus einem anderen Land in ein Land kommen, um hier zu leben und zu arbeiten - immigreren
Ihre Familie ist vor Jahrzehnten aus Russland nach Deutschland eingewandert. - Haar familie is tientallen jaren geleden van Rusland naar Duitsland geëmigreerd.


IIa der Einwanderer

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈainvandərɐ]
Verbuigingen:  Einwanderers , Einwanderer

IIb die Einwanderin

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈainvandərɪn]
Verbuigingen:  Einwanderin , Einwanderinnen

deel van de uitdrukking: immigrant

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
einwandern (ww.) binnenvallen (ww.) ; immigreren (ww.) ; migreren (ww.) ; onverwachts langskomen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `einwandern`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: auswandern
DE: einbrechen
DE: einbürgern
DE: einfallen
DE: einholen
DE: einziehen
DE: emigrieren
DE: hereinschneien
DE: hereinziehen
DE: hineindringen