Vertalingen zegenen NL>FR
[ˈzexənə(n)] [vvt: heeft gezegend]1 de zegen geven - bénir
`De vader zegende zijn kinderen voor hun vertrek.`
Le père a béni ses enfants avant leur départ.
gezegend zijn met een goede gezondheid
(= in het gelukkige bezit van zijn van een goede gezondheid) - être gratifié d'une bonne santé
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
zegenen (ww.) | bénir (ww.) ; consacrer (ww.) ; donner la bénédiction (ww.) ; félicité (ww.) ; salut (ww.) ; sanctifier (ww.) |
het zegenen | bénédiction (v) ; grâce (v) ; magnificence (v) ; voeu de bonheur (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `zegenen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: begiftigenNL: consacrerenNL: gezegentoestandNL: heilNL: heiligenNL: inwijdenNL: inzegenenNL: lovenNL: voorspoedNL: wijdenUitdrukkingen en gezegdes
NL: gezegend zijn met
FR: jouir deNL: gezegend met aardse goederen
FR: comblé