stom

bijv.naamw.

Uitspraak:

[stɔm]

1) als je dom bent of doet, of als iets daar blijk van geeft - stupide

een stomme fout - une erreur stupide

2) als iets of iemand saai of vervelend is - barbant/-ante , ennuyeux/-euse

stomme verhaaltjes - des histoires barbantes stom werk - un travail ennuyeux

3) als je niet kunt praten, of als er niet hoorbaar gesproken wordt - muet/muette

Door een ziekte aan zijn stembanden is hij stom geworden. - Il est devenu muet à la suite d'une affection des cordes vocales. een stomme film - un film muet

4) waar je niet op rekent - imprévu/-ue

stom geluk - un coup de chance inoui stom toeval - du plus pur hasard

© K Dictionaries Ltd.

stom

mortel ; estomaqué ; fade ; imprudent ; insensé ; insipide ; interdit ; mat ; monotone ; ennuyeux ; muet ; pantois ; perplexe ; sans esprit ; sans intelligence ; sans voix ; stupide ; terne ; embêtant ; abrutissant ; ahuri ; baba ; bête ; bouche bée ; décontenancé ; déraisonnable ; ébahi ; ébaubi ; éberlué ; assourdi ; sans voix ; niais ; muet ; inepte ; idiot ; débile

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.




NL: afschuwelijk
NL: afstompend
NL: bot
NL: dom
NL: eentonig
NL: geestdodend
NL: onbenullig
NL: onnozel
NL: onverstandig
NL: overbluft

NL: geen stom woord zeggen FR: ne pas souffler mot
NL: stom spel FR: jeux (m mv) de scène
NL: stomme ezel FR: triple idiot (le)