Vertalingen krenken NL>FR
krenken (ww.) | blesser (ww.) ; choquer (ww.) ; faire mal (ww.) ; froisser (ww.) ; injurier (ww.) ; insulter (ww.) ; meurtrir (ww.) ; navrer (ww.) ; offenser (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `krenken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: beledigenNL: benadelenNL: grievenNL: kwetsenNL: pijn doenNL: pijnigenNL: zeer doen