de knoop

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[knop]
Verbuigingen:	knopen (meerv.)

1) rond schijfje waarmee je een kledingstuk dicht kunt doen - bouton (le ~)

een knoop aan je jas naaien - coudre un bouton de son manteau

2) plaats waar draden of touwen om elkaar heen gedraaid zitten - noeud (le ~)

twee touwtjes met een knoop aan elkaar vastmaken - joindre deux bouts de ficelle par un noeud

in de knoop (=op een verkeerde manier in elkaar gedraaid) - emmêlé,/enchevêtré Het touw zit in de koop. - La corde s'est emmêlée.

de knoop doorhakken (=na een tijdje een beslissing nemen) - trancher We hebben lang geaarzeld, maar we hebben nu de knoop doorgehakt: we gaan verhuizen. - Nous avons hésité longtemps, mais nous avons fini par trancher; nous déménagerons.

© K Dictionaries Ltd.

de knoop (m)	nœud (m) ; bouton (m) ; boucle (v)
knoop	noeud de membrure ; tete ; surface nodale ; perle bouton ; noeud du chaume ; noeud de nappe de filet ; ajut ; noeud d'ossature ; noeud d'intersection ; noeud ; ligne nodale ; larme ; goutte ; demi-perle ; bouton

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: draai
NL: geleding
NL: gelid
NL: gewricht
NL: kink
NL: kronkel
NL: lid
NL: lus
NL: plot

NL: zijn knopen vastmaken FR: se boutonner
NL: de knoop doorhakken FR: trancher le noeud
NL: daar zit hem de knoop FR: voilà  le hic
NL: een knoop leggen FR: faire un noeud
NL: (scheepvaart) 15 knopen lopen FR: filer quinze noeuds