Vertalingen geheel NL>FR
I het geheel
zelfst.naamw.
alles -
tout (le ~), ensemble (le ~) één geheel vormen - former un tout een ondeelbaar geheel - un ensemble indivisible Het geheel is de som der delen. - Le tout est l'addition des parties. |
in het geheel niet (=helemaal niet) - pas du tout / nullement
|
over het geheel genomen (=in het algemeen, zonder op de details te letten) - somme toute / tout bien considéré
|
II geheel
bijv.naamw.
waaraan niets ontbreekt -
entier/-ière de gehele school - l'école entière / l'ensemble de l'école een geheel vernieuwde versie - une version entièrement nouvelle |
[xəˈhel]1 ( volkomen) ( heel) waaraan niets ontbreekt - entier/-ière
`de gehele school`
l'école entière / l'ensemble de l'école
`een geheel vernieuwde versie`
une version entièrement nouvelle
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
geheel (znw.) | état complet (m) ; totalité (v) |
het geheel | le ensemble |
geheel | sans exception ; tout ; complètement ; entier ; l'ensemble de ; totalement ; le tout |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Wikipedia; Horecagids
Voorbeeldzinnen met `geheel`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aan één stukNL: allesNL: eenheidNL: faliekantNL: gezamenlijkheidNL: heelNL: totaalNL: totaliteitNL: volkomenNL: volkomenheidUitdrukkingen en gezegdes
NL: het gehele land
FR: tout le paysNL: de gehele wereld
FR: le monde entierNL: zij was
geheel in het zwart gekleed
FR: elle était toute vêtue de noirNL: zij was
geheel oog
FR: elle était tout yeuxNL: een
geheel vormen
FR: former un toutNL: in het
geheel
FR: au totalNL: over het
geheel genomen
FR: en général, somme touteNL: in het
geheel niet
FR: pas du tout, nullement