1. MWB
  2. Vertalen
  3. fiks (NL>FR)
Vertaal
Naar andere talen: • fiks > DE • fiks > EN • fiks > ES
Vertalingen fiks NL>FR

fiks

bijv.naamw.
Uitspraak:  [fɪks]

flink - passablement
Na zoveel wijn had hij de volgende dag een fikse kater. - Après autant de vin il avait terriblement mal aux cheveux le lendemain.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
fiks costaud ; ferme ; fermement ; fort ; inébranlable ; robuste ; solide ; solidement ; stable ; vigoureux
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `fiks`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: behoorlijk
NL: braaf
NL: dapper
NL: eerlijk
NL: ferm
NL: flink
NL: geducht
NL: hard
NL: krachtig
NL: robuust