Vertalingen doen NL>FR
[dun] [vvt: heeft gedaan]1 ( uitvoeren) ( handelen) een handeling verrichten - faire
[fɛʀ]
`Wat ben je aan het doen?`
Qu'est-ce tu fais?
`een boodschap doen`
faire une commission
`lief tegen iemand doen`
se montrer gentil avec quelqu'un
er is niets aan te doen
(= het kan niet anders, je moet dit accepteren) - c'est comme ça / on ne peut rien y changer
iets van iemand gedaan krijgen
(= zorgen dat iemand iets doet dat jij wilt) - obtenir quelque chose de quelqu'un
`Ik kreeg van hem gedaan dat hij me naar huis bracht.`
J'ai fini par le convaincre de me conduire chez moi.
het met elkaar doen
( vrijen) (= seks hebben met elkaar) - faire l'amour
2
het doen
( functioneren) werken - marcher
[maʀʃe]
`De lamp doet het niet.`
La lampe ne marche pas.
`Na de reparatie doet de printer het weer.`
L'imprimante marche de nouveau après la réparation.
3 (op een plaats) brengen - mettre
[mɛtʀ]
`een zakdoek in je zak doen`
mettre un mouchoir dans sa poche
`kaas op je boterham doen`
mettre du fromage sur sa tartine
4
dat doet me ...
ik ervaar dat als ... - cela me fait...
`Zijn hartelijkheid doet me goed.`
Sa gentillesse me fait du bien.
`Zijn vrolijkheid doet me plezier.`
Son caractère enjoué me fait plaisir.
5
Ze doen maar.
ik laat me er niet door beïnvloeden - Je m'en fiche.
6
Wie doet me wat?
wie kan me tegenhouden? - Personne ne m'arrêtera.
7 in orde maken - faire
[fɛʀ]
`de kamer doen`
faire le living
`je haar doen`
faire ses cheveux
8 ( veroorzaken) ervoor zorgen dat iets gebeurt - faire
[fɛʀ]
`Dat afstapje deed hem vallen.`
La marche l'a fait trébucher.
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
doen (ww.) | accomplir (ww.) ; exécuter (ww.) ; faire (ww.) ; mettre (ww.) ; placer (ww.) ; poser (ww.) ; réaliser (ww.) ; s'acquitter de (ww.) |
doen | consentir ; effectuer |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `doen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: agerenNL: bewerkstelligenNL: doeNL: doetNL: handelenNL: kostenNL: leggenNL: optredenNL: uitrichtenNL: uitvoerenUitdrukkingen en gezegdes
NL: doen alsof
FR: faire semblantNL: doe dat niet weer!
FR: n'y revenez pasNL: dat doet iemand goed
FR: cela (vous) fait du bienNL: zich te goed
doen
FR: faire bonne chèreNL: mijn machine doet het niet
FR: ma machine ne marche (of fonctionne) pasNL: die bloemen zouden het daar beter
doen
FR: ces fleurs feraient mieux là NL: je doet maar
FR: allez-yNL: ik doe het niet
FR: je n'en ferai rienNL: je moet het maar eens
doen (het is moeilijk)
FR: il faut le faireNL: hij doet het (ondanks tegenzin)
FR: il s'exécuteNL: hij heeft het meer gedaan
FR: il n'en est pas à son coup d'essaiNL: ik kan het er mee
doen
FR: cela fait mon affaireNL: ik kan het met die broek tot de zomer
doen
FR: ce pantalon peut aller jusqu'à l'étéNL: met 50 gulden zal ik het wel kunnen
doen
FR: avec cinquante florins je saurai me tirer d'affaireNL: zo iets kan men niet
doen
FR: cela ne se fait pasNL: iets gedaan krijgen van iemand
FR: obtenir qc de quelqu'unNL: als je iets voor hem kunt
doen
FR: si vous pouvez qc pour lui