het ding

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[dɪŋ]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

1) <woord dat je voor alles kunt gebruiken dat geen mens of dier is>
- objet (le ~), chose (la ~)

Er liggen allerlei dingen op de tafel. - Sur la table se trouvent toutes sortes d'objets. Een gesprek over allerlei dingen. - Une conversation sur toutes sortes de choses.

2) deel van de uitdrukking: -

een lekker ding (=een (seksueel) aantrekkelijk persoon) - un canon

© K Dictionaries Ltd.

het ding	article (m) ; chose (v) ; machin (m) ; produit (znw.) ; truc (m)
ding	le point ; Thing

Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek




NL: artikel
NL: gek
NL: goed
NL: iets
NL: item
NL: object
NL: voorwerp
NL: zaak

NL: ik zal u zeggen wat een vulpen voor een ding is FR: je vais vous dire ce que c'est qu'un stylo
NL: het is een heel ding om FR: il en coûte de
NL: een jong ding van 16 jaar FR: une jeunesse de seize ans
NL: dat kleine, ondeugende ding FR: la petite espiègle