Uitspraak: | [dar] |
Dat is geheim. Ik mag daar niets over zeggen. - C'est un secret. Je ne peux rien en dire. Dat is geheim. Ik mag daarover niets zeggen. - C'est un secret. Je ne peux rien en dire. Hij gaat staan en stoot daarbij zijn knie. - Il se lève et se cogne le genou en faisant cela. Wil je daar voortaan aan denken? - Est-ce tu voudrais bien ne pas perdre de vue cela dorénavant? |
Wie is daar? - Qui est là? Ze ruimen niets op. Daar zijn het kinderen voor. - Ils laissent tout traîner. Les enfants sont les enfants. |
Uitspraak: | [dar] |
Ik ga verhuizen, daar mijn huis te klein wordt. - Comme ma maison commence à manquer de place, je vais déménager. |