Vertalingen aanval NL>FR
de aanval
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [ˈanvɑl] |
Verbuigingen: | -len (meerv.) |
1) (gewelddadige) vijandelijke actie -
attaque (la ~) de aanval op een stad door de vijand - l'assaut contre une ville par l'ennemi |
in de aanval gaan (=beginnen aan te vallen; vooruit gaan) - prendre l'offensive
Drie wielrenners van die ploeg gingen in de aanval. - Trois coureurs de cette équipe cycliste sont passés à l'offensive.
|
De aanval is de beste verdediging. (=zelf initiatief nemen is beter dan afwachten) - L'attaque est la meilleure défense.
|
2) korte en hevige opkomst (van iets) -
accès een aanval van hooikoorts - un accès de rhume des foins een woedeaanval - un accès de rage |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de aanval (m) | attaque (v) ; caprice (m) ; charge (v) ; engouement (m) ; hold-up (m) ; invasion (v) ; passade (v) ; rafle (m) ; razzia (v) ; rush (m) |
aanval | accès ; la atteinte ; crise |
Bronnen: Trueterm; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `aanval`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: attaqueNL: bestormingNL: bevliegingNL: chargeNL: insultNL: offensiefNL: opwellingNL: randNL: runNL: stormaanval