Vertalingen aanspraak NL>FR
aanspraak
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈansprak] |
Verbuigingen: | -spraken (meerv.) |
1) keer dat mensen tegen je praten -
occasions de parler (la ~) Ik ben vaak alleen en heb weinig aanspraak. - Je suis souvent seul et j'ai peu de personnes à qui parler. |
2) deel van de uitdrukking: -
aanspraak maken op iets (=zeggen dat je recht op iets hebt) - revendiquer quelque chose
aanspraak maken op een erfenis - prétendre à un héritage
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de aanspraak (v) | réclamation (v) |
de aanspraak | droit (znw.) ; fondement juridique (m) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `aanspraak`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: claimNL: rechtNL: rechtsgrondNL: rechtstitNL: rechtstitelNL: titNL: titelUitdrukkingen en gezegdes
NL: zijn aanspraken doen gelden
FR: faire valoir ses titres (of droits)NL: hij heeft hier weinig
aanspraak
FR: il ne connaît presque personne iciNL: aanspraak hebben op
FR: avoir droit à NL: aanspraak maken op
FR: prétendre à