Vertaal
Naar andere talen: • wankelen > DEwankelen > ENwankelen > ES
Vertalingen wankelen NL>FR

wankelen

werkw.
Uitspraak:  ['wɑŋkələ(n)]
Verbuigingen:  wankelde (verl.tijd ) heeft gewankeld (volt.deelw.)

1) het evenwicht verliezen en daardoor heen en weer bewegen - vaciller , chanceler
De kostbare vaas wankelde even, maar bleef gelukkig staan. - Le vase précieux a vacillé un instant, mais heureusement il n'est pas tombé.

2) niet meer zeker of vast zijn - vaciller , être ébranlé
Mijn geloof in jou is aan het wankelen gebracht. - Ma foi en toi a été ébranlée.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
wankelen (ww.) balancer (ww.) ; basculer (ww.) ; branler (ww.) ; chanceler (ww.) ; osciller (ww.) ; tituber (ww.) ; vaciller (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `wankelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: strompelen
NL: wiebelen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: aan het wankelen brengen FR: ébranler