Vertalingen treffen NL>FR
treffen
werkw.
| Uitspraak: | [ˈtrɛfə(n)] |
| Verbuigingen: | trof (verl.tijd ) heeft getroffen (volt.deelw.) |
1) raken -
toucher , atteindre dodelijk getroffen door een kogel - mortellement touché par une balle doel treffen - atteindre la cible |
Met die tekening heb je hem goed getroffen. (=je hebt hem getekend precies zoals hij is) - Dans ce dessin, tu l'as pris sur le vif.
|
2) ontroeren -
toucher , émouvoir | Zijn troostende woorden troffen mij diep. - Ses paroles consolatrices m'ont ému profondément. |
3) ontmoeten -
rencontrer | niemand thuis treffen - trouver porte close |
4) regelen -
prendre , prévoir voorzieningen treffen - prendre des dispositions maatregelen treffen - prendre des mesures |
5) goed uitkomen -
bien tomber | Dat treft, ik heb die dag ook vrij. - Cela tombe bien, ce jour-là j'ai un congé aussi. |
Je treft het niet met het weer. (=je hebt pech met het weer) - Quant au temps, tu n'as pas de chance.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| treffen (ww.) | cogner (ww.) ; toucher (ww.) ; se voir (ww.) ; se rencontrer (ww.) ; s'achever (ww.) ; rencontrer (ww.) ; remuer (ww.) ; prendre d'assaut (ww.) ; joindre (ww.) ; influencer (ww.) ; frapper (ww.) ; croiser (ww.) ; butter (ww.) ; battre (ww.) ; aborder (ww.) |
| het treffen | réunion (v) ; rencontre (v) |
| treffen | bataille (v) ; prendre ; lutte (v) ; édicter ; correspondance ; concordance ; combat (m) |
Bronnen: Wikipedia; interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `treffen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aangaanNL: aangrijpenNL: aantreffenNL: afsprekenNL: beïnvloedenNL: beroerenNL: bijeenkomstNL: boffenNL: botsingNL: elkaar ontmoetenUitdrukkingen en gezegdes
NL: doel
treffen
FR: toucher le butNL: het
treffen
FR: avoir de la chance, bien tomberNL: het niet (slecht)
treffen
FR: ne pas avoir de chance, tomber malNL: het
treffen met
FR: avoir de la chance avecNL: dat tref ik!
FR: quelle chance!NL: dat treft niet
FR: ce n'est pas de chance