Vertalingen afspreken NL>FR
afspreken
werkw.
Uitspraak: | [ˈɑfsprekə(n)] |
Verbuigingen: | sprak af (verl.tijd ) heeft afgesproken (volt.deelw.) |
een afspraak maken -
convenir de , prendre un rendez-vous afspreken om op een terrasje iets te gaan drinken - prendre rendez-vous pour boire un verre sur une terrasse de café met je ouders afspreken dat je vanavond om elf uur thuis bent - convenir avec ses parents de rentrer ce soir à onze heures |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
afspreken (ww.) | accorder (ww.) ; arranger (ww.) ; convenir (ww.) ; joindre (ww.) ; organiser (ww.) ; réunir (ww.) ; s'arranger (ww.) ; s'entendre sur (ww.) ; se rencontrer (ww.) ; se réunir (ww.) ; se voir (ww.) ; tomber d'accord sur (ww.) |
het afspreken | convention (v) ; fait de se mettre d'accord (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afspreken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: accorderenNL: afgesprokenNL: arrangerenNL: bedisselenNL: beslissenNL: elkaar ontmoetenNL: elkaar zienNL: iets overeenkomenNL: overeenkomenNL: regelenUitdrukkingen en gezegdes
NL: met elkaar
afspreken om
FR: s'entendre (pour)NL: afspreken om ergens samen te komen
FR: se donner (of prendre) rendez-vousNL: afgesproken!
FR: entendu!NL: afgesproken?
FR: est-ce dit?