Vertalingen tekort NL>FR
het tekort
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [təˈkɔrt] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
hoeveelheid die ontbreekt -
déficit (le ~), manque (le ~) een tekort op de begroting - un déficit budgétaire Bij bloedarmoede heb je vaak een tekort aan ijzer. - Dans les cas d'anémie, on a souvent un déficit en fer. |
een nijpend/schreeuwend tekort aan financiële middelen (=veel te weinig geld) - un manque cruel/criant de moyens financiers
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het tekort | la pénurie ; manque (m) ; insuffisance (v) ; doit (m) ; disette (v) ; dette (v) ; déficience (v) ; carence (v) ; besoin (m) ; absence (v) |
tekort | solde passif ; sous-passement ; carence ; solde déficitaire ; manquant ; insuffisance ; impasse budgétaire ; démérite ; déficit d'eau ; déficit budgétaire ; déficit ; déficience ; défaut |
Bronnen: ICT-Woordenboek; interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; cibg.be; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `tekort`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bankschuldNL: debetNL: deficiëntieNL: deficitNL: gebrekNL: krapteNL: mancoNL: schaarsheidNL: schaarsteNL: tekortsaldoUitdrukkingen en gezegdes
NL: tekort aan arbeidskrachten
FR: pénurie (la) de main d'oeuvreNL: Iemand
tekort doen
FR: manquer à quelqu'unNL: iets
tekort komen
FR: manquer de qcNL: het
tekort aanvullen
FR: combler le déficit