Vertaal
Naar andere talen: • slapen > DEslapen > ENslapen > ES
Vertalingen slapen NL>FR
[ˈslapə(n)]
[vvt: heeft geslapen]

1 ( maffen) in slaap (2) zijn - dormir

  `diep slapen`
  dormir profondément

  `slecht slapen`
  mal dormir

  slapend rijk worden
   (= rijk worden zonder er veel voor te doen) - amasser la fortune en dormant



2 ( suffen) je aandacht ergens niet bij hebben - dormir - sommeiller

  `Zit niet te slapen. Opletten.`
  Ce n'est pas le moment de dormir. Faites attention.



3 (van ledematen) raar tintelen als er even te weinig bloed doorheen stroomt - être engourdi

  `Ik heb te lang met mijn benen over elkaar gezeten en nu slaapt mijn rechterbeen.`
  J'ai croisé les jambes pendant trop longtemps et voilà que j'ai la jambe droite engourdie.


© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
slapen (ww.) dormir (ww.) ; pioncer (ww.) ; roupiller (ww.) ; se coucher (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `slapen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: doezelen
NL: dromen
NL: keveren
NL: luimen
NL: maffen
NL: meuren
NL: naar bed gaan
NL: pitten
NL: prikken

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: licht slapen FR: avoir le sommeil léger
NL: vast slapen FR: dormir à  poings fermés
NL: gaan slapen FR: aller se coucher
NL: mijn arm slaapt FR: j'ai le bras engourdi (of endormi)
NL: mijn benen slapen FR: j'ai des fourmis dans les jambes
NL: bij iemand slapen FR: coucher avec quelqu'un
NL: hij kan van zorg niet slapen FR: les soucis lui font perdre le sommeil
NL: lang slapen FR: dormir la grasse matinée
NL: het slapen FR: le dormir, la dormition