overlopen

werkw.

Uitspraak:	[ˈovərlopə(n)]
Verbuigingen:	liep over (verl.tijd ) is overgelopen (volt.deelw.)

1) (van een vat dat vloeistof bevat) zo vol zijn dat de inhoud eruit stroomt - déborder

Het bad was zo vol dat het overliep toen ik erin stapte. - La baignoire était tellement remplie qu'elle a débordé quand j'y suis entré.

2) (van iemand) je aansluiten bij de tegenstander - passer

overlopen naar het kamp van de vijand - passer à l'ennemi

© K Dictionaries Ltd.

de overlopen	fait de traverser (m)
overlopen	changer de voie

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.




NL: deserteren
NL: overgaan
NL: oversteken
NL: overstromen
NL: verhuizen

NL: het loopt hier over van ... FR: les ... surabondent ici
NL: die dokter overloopt je niet FR: ce médecin ne pousse pas à  la visite