Vertalingen narigheid NL>FR
de narigheid (v) | désagrément (m) ; difficulté (v) ; embarras (m) ; emmerdement (m) ; emmerdements (m) ; ennui (m) ; ennuis (m) ; inconvénient (znw.) ; peine (v) ; pétrin (m) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `narigheid`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: armoeNL: ellendeNL: gelazerNL: misèreNL: moeilijkheidNL: noodNL: penarieNL: probleemNL: schamelheidNL: sores