Vertalingen Lessen NL>FR
lessen
werkw.
Uitspraak: | [ˈlɛsə(n)] |
Verbuigingen: | leste (verl.tijd ) heeft gelest (volt.deelw.) |
1) lessen nemen in autorijden -
prendre des leçons de conduite Op haar zestigste is ze nog gaan lessen. - A soixante ans elle a encore pris des leçons de conduite. |
2) deel van de uitdrukking: -
je dorst lessen (=drinken) - se désaltérer
Na het sporten les ik mijn dorst door een heleboel water te drinken. - Après le sport, j'étanche ma soif en buvant une grande quantité d'eau.
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
lessen (ww.) | apaiser (ww.) ; assouvir (ww.) ; bouffer (ww.) ; casser la croûte (ww.) ; consommer (ww.) ; déjeuner (ww.) ; dîner (ww.) ; étancher (ww.) ; goûter (ww.) ; manger (ww.) ; soulager (ww.) ; souper (ww.) |
Lessen | Lessines |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Lessen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afkoelenNL: bevredigenNL: lavenNL: lenigenNL: les gevenNL: stillenNL: tegoed doenUitdrukkingen en gezegdes
NL: zijn dorst
lessen
FR: se désaltérer