Vertalingen genezen NL>FR
genezen
werkw.
Uitspraak: | [xənezə(n)] |
Verbuigingen: | genas (verl.tijd ) is, heeft genezen (volt.deelw.) |
(bij een ziekte) weer gezond maken of worden -
guérir De cardioloog heeft me genezen van mijn hartkwaal. - Le cardiologue m'a guéri de mon affection cardiaque. De wond geneest goed. - La plaie cicatrise bien. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
genezen (ww.) | assainir (ww.) ; guérir (ww.) |
genezen | réparé |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `genezen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aankomenNL: beterNL: beterenNL: curerenNL: gezond wordenNL: helenNL: helpenNL: hersteldNL: herstellenUitdrukkingen en gezegdes
NL: genezende zieke
FR: convalescent(e) (le) (la)