Vertaal
Naar andere talen: • branden > DEbranden > ENbranden > ES
Vertalingen branden NL>FR

branden

werkw.
Uitspraak:  [ˈbrɑndə(n)]
Verbuigingen:  brandde (verl.tijd ) heeft gebrand (volt.deelw.)

1) in brand staan - être en feu
Het huis brandt al urenlang. - La maison brûle déjà depuis des heures.

2) pijn hebben door te grote hitte of door gloeien - brûler
je hand branden aan een hete pan - se brûler à une casserole chauffée à blanc
brandende lippen - des lèvres brûlantes

3) (van lampen, kachels) licht of warmte geven - brûler
Je hebt het licht in de kelder laten branden. - Tu n'as pas éteint dans la cave.

4) (een cd) maken - graver
gegevens op een cd branden - graver des données sur un cédérom

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
branden (ww.) distiller (ww.) ; griller (ww.) ; incendier (ww.) ; marquer (ww.) ; roussir (ww.) ; stigmatiser (ww.) ; typer (ww.)
branden brûler ; calciner ; cuisson ; graver ; griller ; torréfaction
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `branden`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afbranden
NL: bijten
NL: blakeren
NL: brandmerken
NL: fikken
NL: inbranden
NL: markeren
NL: smeulen
NL: stoken
NL: vastleggen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: branden van verlangen FR: brûler de désir