Vertaal
Naar andere talen: • wiegen > DEwiegen > ENwiegen > FR
Vertalingen wiegen NL>ES

wiegen

werkw.
Uitspraak:  [ˈwixə(n)]
Verbuigingen:  wiegde (verl.tijd ) heeft gewiegd (volt.deelw.)

1) zachtjes heen en weer bewegen op je armen of in een wieg - mecer
een kind wiegen - mecer a un niño

2) heen en weer bewegen - balancearse
de boot wiegde zachtjes op de golven - el barco se balanceaba tranquilamente sobre las olas

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
wiegen (ww.) balancearse (ww.) ; mecer (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `wiegen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: heen en weer zwaaien
NL: schommelen
NL: slingeren
NL: wiebelen